Onder de Belgen bestaat een groot draagvlak voor toegangscontroles met biometrische technieken (vingerafdrukken, gelaatsherkenning, irisherkenning, handafdrukherkenning en stem/spraakherkenning). Dat blijkt uit een onderzoek van Vias institute bij 1000 Belgen. Vooral het draagvlak voor vingerafdrukken is groot: 87 procent vindt toegangscontroles met deze techniek aanvaardbaar. De Belgen geven vooral politiediensten een mandaat voor het gebruik van deze technieken. En opvallend: jongeren blijken minder bereid hun vingerafdruk ook echt af te staan.
Hoog maatschappelijk draagvlak rond nieuwste technologieën
In een representatieve bevraging bij 1000 Belgen peilde Vias institute naar het maatschappelijk draagvlak rond vijf toegangscontroles die met biometrische gegevens werken (vingerafdrukken, gelaatsherkenning, irisherkenning, handafdrukherkenning en spraak- en stemherkenning). Uit de resultaten blijkt dat verschillende technieken binnen de maatschappij al goed gekend zijn.
Zoals eerder in internationaal onderzoek al aangetoond, zorgt een goede inhoudelijke kennis van biometrie ook in België tot een hoge aanvaarding van de technieken. Vooral vingerafdrukken scoren hoog: maar liefst 87 procent vindt het gebruik van die technologie aanvaardbaar. Het minst aanvaard is spraak- en stemherkenning. Al blijft het draagvlak ook daar aanzienlijk: nog steeds 66 procent van de respondenten duidt aan die techniek “eerder wel aanvaardbaar” tot “helemaal wel aanvaardbaar” te vinden.
Waar laten we gebruik vingerafdruk toe?
We zijn het meest bereid de vingerafdruk te gebruiken voor de toegang tot de smartphone. 81 procent is bereid daarvoor de vingerafdruk te gebruiken. De laatste jaren werd deze techniek op veel populaire toestellen geïntroduceerd. Daardoor kennen burgers het systeem ondertussen. Dat die kennis meteen ook tot een hoge aanvaarding leidt, werd eerder in internationale onderzoeken al aangehaald en is nu voor het eerst ook in België bewezen.
Maar ook minder ingeburgerde toegangscontroles scoren hoog op aanvaardbaarheid: men zou toegangscontroles met vingerafdrukken aanvaarden op de werkplaats (71 procent), een voetbalstadion (61 procent), onderwijsinstellingen (61 procent), luchthavens (69 procent), financiële instellingen (64 procent) en de eigen woning (63 procent).
De respondenten zijn het minst bereid om met de vingerafdruk toegang te verkrijgen tot shoppingcentra (36 procent) of een openbare parking (40 procent).
Mandaat voor politiediensten
In de studie wordt ook nagegaan wie camera’s, vingerafdrukken, irisscans, spraakherkenning of gelaatsherkenning mag gebruiken. Daarbij scoren de politiediensten het hoogst.
De respondenten laten toe dat politiediensten camera’s (81 procent) en vingerafdrukken (80 procent) gebruiken. Gelaatsherkenning (59 procent), spraakherkenning (48 procent) en irisscans (52 procent) scoren lager, al geeft de helft nog steeds aan dat het voor de politie aanvaardbare technieken zijn. Slechts 3,8 procent vindt dat de politie geen enkele van de technieken mag gebruiken.
Het meest kritisch zijn we voor sociale media: 61 procent vindt dat sociale media zich van geen enkele van bovenstaande technieken mag bedienen.
Jongeren hebben meer kennis, maar minder bereidheid vingerafdrukken af te staan
Uit het onderzoek blijken opvallende verschillen tussen de verschillende leeftijdscategorieën. De respondenten werden opgedeeld in drie leeftijdsgroepen: respondenten tussen 18 en 34 jaar, respondenten tussen 34 en 55 en respondenten ouder dan 55.
De jongste respondenten kennen de bevraagde technieken alvast beter en aanvaarden dus meer dat ze in ons dagelijks leven gebruikt worden. Maar wanneer gevraagd wordt of ze de gegevens ook echt willen delen, blijken ze kritischer en minder bereid. Op de volgende plaatsen is de jongste groep minder bereid hun vingerafdruk af te staan (enkel de significante verschillen worden overgenomen):
Tabel: percentage “niet bereid” op vraag tot bereidheid om vingerafdruk af te staan om toegang te krijgen tot deze plaatsen
Enkel als toegang tot luchthavens, financiële instellingen, de eigen woning of de smartphone zijn de resultaten niet significant anders dan bij de oudere leeftijdsgroepen. Ook de vraag over wie de technieken mag gebruiken werd niet significant anders beantwoord tussen de leeftijdsgroepen. Het mandaat voor de politiediensten is dus voor de verschillende leeftijdsgroepen even groot.
Hoe deze verschillen te verklaren zijn is nog onduidelijk. Dit aspect werd nog niet in kaart gebracht in eerder internationaal onderzoek.
Privacy vs. Veiligheid
Tot slot werd aan de respondenten ook gevraagd of ze bereid zouden zijn privacy in te ruilen voor meer veiligheid te komen. Bijna 6 op de 10 Belgen (58 procent) geeft aan dat ze hiertoe bereid zijn. Ook hier valt op dat de jongste groep kritischer is: 64 procent van de 55-plussers is bereid privacy in te leveren, terwijl dat bij de 18 tot 34-jarigen in 51 procent van de gevallen zo is.
Conclusie
De cijfers in het onderzoek wijzen volgens Vias institute op een groot maatschappelijk draagvlak voor biometrische technieken. De burger staat open om nieuwe technieken in ons dagelijks leven te introduceren.
Toch roept Vias institute op tot voorzichtigheid. Het is van essentieel belang dat nieuwe technologieën op een veilige en respectvolle manier met onze rechten (zoals privacy) omgaan. Vias institute geeft daarom twee aanbevelingen die bij de ontwikkeling en uitrol van zulke technologie belangrijk zijn:
Privacy by design
Tijdens de ontwikkeling van technologie mogen ontwikkelaars niet enkel oog hebben voor de efficiënte en gebruiksvriendelijke werking van hun technologie. Bij elke stap in het ontwikkelingsproces moet bekeken worden op welke manier een aantal fundamentele rechten van de mens beschermd kunnen worden (zoals privacy en gegevensbescherming). Die rechten moeten prioritair behandeld worden, ook al betekent dit dat er moet toegegeven worden op efficiëntie, gebruiksgemak of esthetische vormvereisten.
Mening burgers
Er bestaan ondertussen al veel wetgevende kaders die als leidraad voor ontwikkeling kunnen en moeten dienen. Onder meer de (strenge) Europese GDPR-wetgeving vereist dat voor elke introductie adviezen gevraagd worden bij nationale gespecialiseerde instanties (in België: de gegevensbeschermingsautoriteit).
Maar in de ontwikkeling en evaluatie van technologieën wordt één belangrijke groep nu te vaak vergeten: de burger. Vias institute roept daarom op om in nieuwe projecten de burger te betrekken. Bijvoorbeeld door bevragingen of focusgroepen kan nagegaan worden of (de negatieve gevolgen van) een nieuwe technologie wel draagvlak heeft.