Een onregelmatigheid in een voorafgaand onderzoek kan leiden tot een onwettige tuchtbeslissing. De Raad van State onderzoekt in het arrest nr. 246.837 van 23 januari 2020 of de nieuwe (ontdekte) feiten zoals gerapporteerd in het verslag van de voorafgaand onderzoekers deugdelijk zijn als mogelijk bewijs van tuchtfeiten en onderzoekt vervolgens ook de motivering van de tuchtstraf voor het opleggen van de tuchtstraf van ontslag van ambtswege.
In deze casus maakte de aanstellingsakte van de voorafgaand onderzoekers alleen gewag van welbepaalde feiten die plaats vonden tijdens één nacht; daartegenover maakte het verslag van de vooronderzoekers gewag van negen nieuw (ontdekte) feiten die zich niet situeerden tijdens die nacht.
Wanneer de voorafgaand onderzoekers buiten hun opdracht onderzoek verrichten en daarbij nieuwe feiten ontdekken stelt de vraag zich in hoeverre dit kan leiden tot een tuchtstraf.
De Raad van State onderzoekt in het arrest nr. 246.837 - dossier PZ Evergem-Assenede de nieuwe (ontdekte) feiten zoals gerapporteerd in het verslag van de voorafgaand onderzoekers op hun deugdelijkheid als mogelijk bewijs van tuchtfeiten en vervolgens ook de motivering van de tuchtstraf voor het opleggen van de tuchtstraf van ontslag van ambtswege.
De vastgestelde onregelmatigheid in het voorafgaand onderzoek leidt tot een ondeugdelijk bewijs van de tuchtfeiten zo stelt de Raad van State en bijgevolg kan een tuchtstraf er niet op steunen.
De beslissing van de TO wordt geschorst omdat de beslissing ook steunt op de ‘nieuwe feiten’ die als tuchtfeiten geweerd worden omdat het bewijs niet deugdelijk is en dat uit de beslissing niet aannemelijk kan gemaakt worden dat voor de resterende feiten dezelfde tuchtstraf van ontslag van ambtswege werd opgelegd.
Een onderzoek in de stijl van proactieve recherche naar mogelijke tuchtfeiten kan absoluut niet voor de Raad van State.
