Er komt een einde aan de gangbare praktijk om de kostenstaat en de prestatie samen op te sturen naar het parket. Daarnaast vervalt het onderscheid tussen ‘dringende’ en ‘niet-dringende’ gerechtskosten. Beide worden vanaf nu door het taxatiebureau verwerkt en dan naar het vereffeningsbureau gestuurd om in betaling gezet te worden. BlueConnect-redactielid Stefan Welvaert vertelt wat er precies veranderd is.
Op 22 april 2020 werd in het Belgisch Staatsblad het 'Ministerieel besluit van 25 februari 2020 tot bepaling van de vordering van de kostenstaat te gebruiken bij de uitvoering van opdrachten van de gerechtelijke overheid' gepubliceerd. Het Ministerieel besluit trad in werking op de dag van inwerkingtreding van de Nieuwe Kaderwet Gerechtskosten in Strafzaken, zijnde 1 januari 2020.
De Wet van 23 maart 2019 (BS 19/04/2019) en het uitvoeringsbesluit van 15 december 2019 (BS 27/12/2019) schetsen een volledig nieuwe werkwijze inzake het beheer van gerechtskosten.
Er komt bijgevolg een einde aan de gangbare praktijk om de kostenstaat en de prestatie samen op te sturen naar het parket. Daarnaast vervalt het onderscheid tussen ‘dringende’ en ‘niet-dringende’ gerechtskosten. Beide worden vanaf nu door het taxatiebureau verwerkt en dan naar het vereffeningsbureau gestuurd om in betaling gezet te worden.
In elk gerechtelijk arrondissement staat sinds 1 januari 2020 een ‘bureau gerechtskosten’ in voor de verwerking en betaling van de gerechtskosten. Het bureau gerechtskosten bestaat uit twee afdelingen:
- een taxatiebureau dat de kostenstaten ontvangt en taxeert
- een vereffeningsbureau dat de getaxeerde kostenstaten betaalt.
Volgens de regels van ‘good governance’ is er ingevolge een strikte scheiding tussen de medewerkers die de controles doen (taxatiebureau) en medewerkers die instaan voor de betaling (vereffeningsbureau).
Het bureau gerechtskosten controleert of:
- de geleverde prestatie voortvloeit uit een vordering van een magistraat
- de magistraat zijn goedkeuring gaf aan de prestatie,
en gebruikt uniforme modellen voor:
- de vordering van de rechtbank
- de kostenstaat van de prestatieverlener.
Het taxatiebureau bestaat uit minsten 3 personen: 1 griffier en 2 tot 10 medewerkers. De aanvragen worden bij voorkeur digitaal behandeld en de medewerkers van de taxatiebureau’s krijgen begeleiding van het nieuw ‘Centraal bureau gerechtskosten’ bij de FOD Justitie.
Het taxatiebureau hanteert het tariefboek dat is opgesteld in samenwerking met de beroepsverenigingen.
Het taxatiebureau gaat na of:
- de kostenstaat volledig, leesbaar en juist is ingevuld
- het correcte tarief is toegepast
- de berekening van de vergoeding aan de hand van het correcte tarief.
Het vereffeningsbureau bestaat uit 1 medewerker per arrondissement. Na de gebruikelijke controles volgt een betaling binnen de 5 dagen.
Het Besluit voorziet in een procedure voor digitale verwerking en voor een papieren verwerking. De digitale procedure is nog in test in een paar jurisdicties. Deze voorziet in een digitale vordering met een unieke barcode, het afleveren van de prestatie op digitale wijze met e-deposit, en het opsturen van de kostenstaat met e-deposit. Deze procedure is evenwel nog niet van toepassing. Voorlopig wordt de papieren procedure toegepast: de taxatiebureau’s dienen alles nog manueel in de database in te brengen, maar de kostenstaten worden wel enkel digitaal aangeleverd via mail met als bijlage de afzonderlijk gescande stukken.
Voortaan dient dus de prestatieverlener (deskundige, slotenmaker, tolk, begrafenisondernemer,…) zijn kostenstaat rechtstreeks over te maken via mail aan het arrondissementeel taxatiebureau met als bijlage de volgende afzonderlijk gescande documenten:
- de vordering
- het verslag
- de goedkeuring door de vorderende overheid.
Het arrondissementeel taxatiebureau voor West-Vlaanderen is te bereiken via mail: taxatie.west-vlaanderen@just.fgov.be.