Natasja Vanderheyden, Elke Verhoeven, Steve Vermeulen en Bram Bekaert hebben aangetoond dat vingersporen en DNA niet altijd vernietigd worden door Improvised Explosive Devices (IED’s). Sterker nog: de sporen kunnen vaak nog gelinkt worden aan beschuldigde individuen. In september werd dit baanbrekend onderzoek genomineerd voor de CPS-scriptieprijs. Nu kunt u de conclusies ook lezen op BlueConnect.
Improvised Explosive Devices (IED’s) worden geregeld gebruikt door terroristische groeperingen. Als ze op tijd worden ontdekt, gebruikt de ontmijningsdienst meestal een ballistische waterstraal, een gecontroleerde explosie of verbranding om ze te ontmantelen. Vaak wordt aangenomen dat die blootstelling aan extreme druk, hitte of water nefast is voor forensisch bewijsmateriaal – maar klopt dit wel?
Uit recent onderzoek blijkt dat het wel degelijk mogelijk is om bruikbare vingersporen en DNA te vinden op Improvised Explosive Devices (IED’s), als de juiste forensische technieken worden toegepast. Natasja Vanderheyden, Elke Verhoeven, Steve Vermeulen en Bram Bekaert hebben aangetoond dat vergelijkend onderzoek van vingersporen en DNA een individualiserend resultaat kan opleveren, zelfs wanneer er relatief weinig forensisch materiaal overblijft na de explosie of neutralisatie.
De impact van dit onderzoek is moeilijk te onderschatten. Het suggereert dat bepaalde forensische technieken, zoals CA-BY40 en DNA-analyse gebaseerd op STR’s, misschien gebruikt kunnen worden om de persoon te identificeren die het IED van een terroristische aanslag gebouwd heeft.
Wil u meer weten over dit baanbrekende onderzoek? Lees het volledige artikel van Natasja Vanderheyden, Elke Verhoeven, Steve Vermeulen en Bram Bekaert nu op BlueConnect.