Conform de WGP art. 117 beschikken de agenten van politie enkel over een beperkte bevoegdheid.
Evenwel kent de WPA art. 44/12 een algemene bevoegdheid toe aan de agenten van politie om in geval van noodzaak bijstand te verlenen aan de politieambtenaren wanneer zij daartoe worden verzocht.
De ‘identiteitscontrole’ gebeurt steeds op basis van WPA art. 34 en volgens de in het artikel bepaalde modaliteiten.
De ‘vaststelling van de identiteit’ gebeurt steeds op basis van KB 25/03/2003 (dit KB bepaalt dat iedere Belg, ouder dan 15 jaar, zijn identiteitskaart moet voorleggen bij elke vordering van de politie, evenals bij elke aangifte, van een getuige, een klager en bij de opdrachten van gerechtelijke politie).
Ingevolge de WGP art. 58 mogen de agenten van politie overgaan tot identiteitscontroles in de zin van WPA art. 34 in het raam van de uitoefening van hun bevoegdheden met betrekking tot het wegverkeer, de gemeentelijke regelgeving, de vaststelling van ongevallen op de weg, de bijstand aan politieambtenaren, het toezicht op aangehouden personen, de bestuurlijke inbeslagname en de heterdaad.
Gelet op het feit dat de identiteitscontrole het privé-leven van de burger aantast en hoewel de WPA niet rechtstreeks toepasselijk is op de agenten van politie, gelden de wettelijke bepalingen van WPA art. 34 (de identiteitscontrole) ook voor de agenten van politie wanneer zij een identiteitscontrole verrichten.
Bijkomend:
Wet 10/03/1968 (Wegverkeerswet) art. 22: Iedere bestuurder is ertoe gehouden om zijn rijbewijs te vertonen op ieder verzoek van de politiediensten = vaststelling van de identiteit
KB 01/12/1975 (Wegcode) art. 59: Elke persoon ouder dan 15 jaar moet zijn identiteitskaart vertonen op verzoek van een bevoegd persoon naar aanleiding van een verkeersongeval/verkeersovertreding = ook bevoegdheid van agenten van politie = vaststelling van de identiteit